Filosofen
"Logic will get you from A to B. Imagination will get you everywhere" - Albert Einstein
Het is altijd leuk (in ieder geval interessant) om je als nieuwkomer in een groep te verwonderen over allerlei eigenaardigheden van je groepsgenoten. Ik kan me nog goed een van mijn eerste colleges informatica herinneren. De professor maakte een grapje over het getal 42 en al mijn driehonderd medestudenten lagen dubbel van het lachen. Ik had geen idee wat er aan de hand was, snapte de grap niet en was er niet eens zeker van of het wel echt om een grapje ging. Later werd ik bijgepraat door mijn (slimme) huisgenoot: het getal 42 was een referentie naar het boek "The Hitchhiker's Guide to the Galaxy", een must-read voor iedere zichzelf respecterende informatica student (ik heb het boek (uiteraard) inmiddels gelezen en ik moet zeggen dat het echt een aanrader is, ook voor niet-informaticastudenten).
Nu, vele jaren later, bevind ik me in een soortgelijke situatie. Sinds zes maanden behoor ik tot de groep filosofie studenten. Op verzoek deel ik graag mijn twee (tot nu toe) opvallendste observaties. Er is nog een belangrijke derde, maar die vergt wat meer aandacht en nuance, dus later meer daarover.
1. Filosofen zouden niet misstaan in Delft
Alhoewel men vanuit een Delfts referentiekader (in ieder geval die uit mijn tijd) zou verwachten dat deze alfa-studenten heel sociaal doch inferieur qua intelligentie zijn, blijkt dat toch te kort door de bocht (heel verrassend).
Deze filosofie studenten lijkt meer op het clichébeeld Delftse nerd dan in eerste instantie gedacht: zowel qua fysieke kenmerken (bril, kleding die stamt uit tienertijd, haarstijl die heel degelijk óf heel uitgesproken is, geen make-up), als qua persoonlijkheidskenmerken (timide en sociaal onhandig nerd óf een sociale nerd (maar dus sowieso nerd), voorkeur voor alternatieve muziek, literatuur en spelletjes (er is een Dungeons and Dragons club)).
Maar wat nog het meest opvalt is het overeenkomende 'superioriteitscomplex': de lichte arrogantie wat betreft eigen intelligentie en de daarmee gepaarde afkeuring van alle vakgebieden die niet filosofie (of voor Delftenaren 'technologie') zijn. Filosofie gaat immers om de grote fundamentele vragen en staat daarmee aan de basis van alles. Vrijwel alle wetenschappen komen voort uit de filosofie: natuurkunde, wiskunde, taalkunde. En zelfs de grote kunstenaars, zoals muzikanten en schilders, hielden zich oorspronkelijk bezig met filosofische vraagstukken. Kortom alle het goede en mooie en wijze komt voort uit de filosofie en filosofie is dan ook dé wetenschap der wetenschappen. Zo interpreteer ik de superioriteit in ieder geval (ik vermijd gemakshalve even de vraag wat het over mij zegt dat ik zowel een technische studie als filosofiestudie heb gedaan).
Ik heb nu heel sterk het gevoel dat ik hier een disclaimer moet plaatsen, ik weet niet precies waarom, dus bij deze: Natuurlijk geldt dit niet voor iedereen en het is ook erg overdreven. Maar het is wel opvallend.
2. Filosofen zijn kritisch (en zijn daarom super irritant)
Filosofie is logica. Dat is trouwens nog een overeenkomst tussen Delft en filosofie: logisch en abstract redeneren (en net als in Delft zijn sommige studenten daar een stuk beter in dan anderen). Filosofie is een zoektocht naar de waarheid en om tot waarheid te komen gebruik je logica (alhoewel het concept ‘waarheid’ een filosofisch vraagstuk op zich is (sorry voor de vele haakjes)).
Logischerwijs (haha) leidt dit tot felle discussies tussen filosofen. Niet alleen blijkt er niet slechts één logica te zijn (en iets wat logisch is voor de een, is dat niet perse logisch voor de ander), ook blijkt logica zelf niet altijd logisch te zijn én als kers op de taart blijkt logisch redeneren niet bepaald makkelijk.
Als je écht wat wil voorstellen als filosoof, en met een nieuwe filosofische doorbraak wil komen, moet je uitblinken in logisch en abstract denkvermogen (en een goed idee hebben). Dat is helaas niet iedereen gegeven. Daarom beperken veel (middelmatige? (dit kan ik nog niet beoordelen)) filosofen zich tot het onderuithalen van de argumenten van andere (middelmatige?) filosofen. Ze duiken heel diep een tekst in en bij gebrek aan beter vinden ze ergens in alinea achttien een woord dat ze zelf net iets anders zouden definiëren, waardoor de argumentatie van de schrijver als een kaartenhuis in elkaar stort. De truc is om redeneerfouten te vinden. Het maakt dan eigenlijk niet uit of de inhoud of de grote lijn van het verhaal interessant is. Ik noem dit voor het gemak even vormkritiek (in plaats van inhoudelijke kritiek).
Natuurlijk overdrijf ik hier een beetje, maar er zit echt een kern van waarheid in. Een goed voorbeeld van afgelopen week: na het lezen van Socrates - de founding father van de filosofie - ging de discussie niet over of zijn beroemde uitspraak "het enige dat ik zeker weet is dat ik niets weet" een gezonde levenshouding is, maar over dat we hier te maken hebben met een tegenstrijdigheid, want "hoe kan je zeker weten dat je niks weet als je niks zeker weet". En hoewel dit op zich een valide vraag is - dat ontken ik niet - vind ik het toch teleurstellend dat een groep filosofen-in-spe geen interessantere discussie kan voeren dan over of een gek oud mannetje, wiens gedachtegoed 2500 jaar na zijn dood nog steeds relevant is, zich ooit een keer niet helemaal precies heeft uitgedrukt.
Maar - helaas voor mij - is dit (de vormkritiek) wat er van ons verwacht wordt. Tijdens het vak 'academisch schrijven' leren we hoe we elke willekeurige tekst van kritiek kunnen voorzien. Vanaf het eerste moment van de studie lezen we teksten van grote filosofen (Plato, Descartes, Kant, Nietzsche) om deze vervolgens met elkaar te ‘bediscussiëren’. Zonder context, want er is te weinig tijd om iemands werk in zijn geheel te bekijken en de colleges zijn geen echte colleges, maar discussieseminars (en je krijgt, heel Amerikaans, een cijfer voor participatie). Dat creëert een bepaald type student, namelijk een die het idee heeft zichzelf in colleges zichtbaar te moeten maken door het leveren van kritiek. Want je moet natuurlijk wel laten zien dat je in staat bent om de logica van een tekst te doorzien. Maar dit zorgt er helaas voor dat 'vragen' in colleges vaak worden ingeleid door een minutenlang betoog (idealiter met vage referenties naar andere filosofen), om vervolgens geen echte vraag te stellen. En hetzelfde geldt voor antwoorden op vragen, want je zit er immers niet om een echte inhoudelijke discussie te voeren, maar om je eigen vaardigheden te laten zien. Mij niet bellen.
Even voor de duidelijkheid: ik heb geen achtergrond in de filosofie, maar er wordt dus ook van mij verwacht dat ik dingen zeg over het werk van deze filosofische grootheden op basis van tien pagina’s aan tekst. Ik bedoel met deze tirade niet dat deze filosofen het allemaal bij het juiste eind hadden en dus niet bekritiseerd mogen worden, maar een studentje dat net begint zou zich wat mij betreft niet primair moeten bezighouden met het bekritiseren van grote filosofen, maar met het leren van de filosofische geschiedenis en het doorgronden van de filosofische methode door te kijken naar hoe deze grootheden dat aanpakten. Pas als je beschikt over de nodige context kan je mijns inziens iets interessants zeggen over het werk van anderen, iets wat verder gaat dan 'deze zin klopt niet helemaal'.
Zoals je wellicht tussen de regels door kan lezen is dit een pijnpuntje voor mij. Waarschijnlijk omdat ik een andere methode van leren gewend ben en prefereer, maar misschien nog wel belangrijker: ik heb echt nul behoefte aan de 'kritische' kijk van mijn medestudenten op het werk van filosofische grootheden. Ik leer liever van deze filosofen zelf. (Ik negeer hier wederom weer even wat dit over mij als persoon zegt).
Ik heb een vermoeden dat ik een gewoonte ga maken van disclaimers, hier komt er weer een: Wederom geldt dit natuurlijk niet voor iedereen. Er zijn studenten met heel veel inhoudelijke kennis en interessante punten van kritiek die aanzetten tot nadenken. En er zijn ook professoren die een goede balans weten te vinden tussen het doceren van filosofen en de bijbehorende context en het stimuleren van een interessante discussie (zowel over de vorm als de inhoud). Maar helaas zijn beiden in de minderheid.
Conclusie
Wat ik ook heb geleerd tijdens het vak academisch schrijven, is dat je altijd moet eindigen met een conclusie (maximaal 10% van je totaal aantal woorden). Daarin moet je je onderzoeksvraag en belangrijkste bevindingen nog eens herhalen en je argumenten in een context plaatsen (dat bereidt de lezer voor op vervolgonderzoek). Bij deze:
Ik wilde met dit 'onderzoek' de lezer een kijkje in de filosofische keuken geven:
Filosofen zijn gaaf, net als techniekstudenten
Filosofie = logica = moeilijk (voor sommigen)
Mogelijke onderwerpen voor vervolgonderzoek:
Ik externaliseer mijn eigen tekortkomingen en geef filosofiestudenten en -professoren hier de schuld van
Beperkingen van mijn onderzoek:
Bereid je voor op haakjes en disclaimers
Goed, dit allemaal gezegd hebbende, moet ik natuurlijk positief eindigen. Filosofen zijn vaak een beetje eigenaardig, een beetje sociaal onhandig en een beetje irritant, maar ook heel slim, vriendelijk en (vaak) open voor andere ideeën. Ik ben benieuwd hoe lang het gaat duren voordat ik mezelf hierin ga herkennen.
Auf Wienerschnitzel!
Comments